Alle begin is moeilijk, maar ook modelvliegen is goed onder de knie te krijgen. Modelvliegclub ‘de Brik’ heeft een aantal vlieginstructeurs, die beginnende modelvliegers kunnen helpen. Sommigen doen er een seizoen over, anderen hebben het in enkele weken onder de knie. Een radiografisch bestuurd modelvliegtuig wordt bestuurd met behulp van roeren aan de staart en vleugels. Een motor-beginners model heeft aan aantal bestuurbare onderdelen: het richtingroer (doorgaans is deze verbonden met het neuswiel), hoogteroer, rolroeren en toerenregeling van de motor. De motor kan elektrisch zijn of op brandstof werken. Functies als flaps en intrekbaar landingsgestel, airbrakes en remmen, komen meestal pas bij het volgende model aan de beurt. Ook helikopters behoren tot het modelvliegen, maar zijn door hun wijze van vliegen wel een graad moeilijker en vereisen extra geduld. Een eenvoudig beginnermodel (trainer) is dan ook aan te bevelen.
Er is een breed scala aan beginnerkisten. Een paar uitgangspunten hebben ze gemeen:
de motorkisten zijn vrijwel allemaal houtbouw (gemakkelijk te repareren bij schade);
de spanwijdte ligt rond de 1.5 meter;
de motor (tweetakt) heeft een cilinderinhoud van 3,5 á 7,5 cc
of er kan gekozen worden voor een elektro versie!
Deze kisten zijn doorgaans hoogdekkers (de vleugel boven óp de romp), omdat die een grotere eigenstabiliteit hebben. De besturing volgt over 3 assen; richting, hoog/laag, rolroeren en en gasregeling. Veelgebruikte vliegtuigen zijn: de ‘Taxi’ van Graupner, de ‘Charter’ van Robbe en de ‘Calmato’ van Kyosho. Deze vliegtuigen hebben zich bewezen als zéér geschikt om mee te beginnen!
Ook kan worden gekozen voor een motorzweefvliegtuig. Deze hebben de voordelen van een electromotorvliegtuig en zijn vaak eenvoudiger te vliegen. Voorbeeld is de ‘Easystar’ van Multiplex, een vliegtuig van elastisch schuim dat tegen een “beginners-” stootje kan en dat ook vrij eenvoudig in korte tijd in elkaar kan worden gezet. Wanneer de eerste schreden op het vliegpad met zo’n model zijn gezet, kan verder worden geinvesteerd in een (brandstof) motormodel.
Hoewel optisch zeer aantrekkelijk moeten we toch waarschuwen: Niet met een schaalmodel beginnen! Het zijn zeker geen beginnerkisten en zullen je het plezier, wat je aan deze hobby zal beleven, flink beperken! Zeg maar: “de grond in boren”. Bewaar ze voor later. Als je gevorderd bent kun je er volop van genieten, het is gewoon heel belangrijk dat je eerst de beginselen van het vliegen leert beheersen. Neem een zender/ontvanger combinatie met tenminste 4 kanalen, die je eventueel nog kunt uitbreiden. Bij onze vereniging informeren we je graag over de apparatuur die het beste bij je situatie past. Een zendvergunning is in Nederland niet meer nodig, dus aan het in bezit hebben van een zender zijn geen kosten verbonden. Voorheen gebruikte men apparatuur op 35 Mhz, met het nadeel dat je altijd op moet letten op welk kanaal de andere vliegers vliegen. Je kunt niet met 2 personen dezelfde frequentie tegelijk gebruiken. Tegenwoordig wordt er veel gevlogen op de 2.4Ghz. Dit is veel minder storingsgevoelig en is niet meer frequentie afhankelijk. Een bijkomend voordeel is dat de antenne op de zender en ontvanger maar enkele centimeters lang is. Vraag uw handelaar dus om apparatuur in de 2.4Ghz. Op deze nieuwe frequentie kan er met veel vliegtuigen tegelijk worden gevlogen, zonder ander vliegers te storen. Een computerzender is niet noodzakelijk voor het modelvliegen, maar kan later handig zijn, omdat je instellingen voor meerdere modellen op kunt slaan in het geheugen.
Er zijn er, die het gelukt is, en het kan ook verleidelijk zijn om het zelf te proberen. Immers: het ziet er zo ‘makkelijk’ uit! Maar zij horen tot de uitzonderingen en vaak heeft het dan vele modellen gekost. Verstandiger is het om lid te worden van een modelvliegclub en daar onder leiding van instructeurs het vliegen te leren. Bij ons begin je met vliegen ”aan de kabel’, waarbij met een leraar- en leerlingzender gewerkt wordt. Bij problemen tijdens het vliegen kan de instructeur onmiddellijk ingrijpen. De meeste beginners krijgen binnen één seizoen het modelvliegen onder de knie. Regelmatig op het veld komen en veel oefenen hoort daar dan wel bij.
Een vliegtuig blijft in de lucht doordat zijn vleugels de luchtstroming omzetten in draagkracht. Maar hoe werkt dit nou precies? Ten eerste zie je bij de vleugel dat de voorlijst iets hoger ligt dan de achterlijst. Ook is de bovenkant van een vleugel bol en de onderkant is plat. Hierdoor komt er aan de onderkant van de vleugel meer druk dan aan de bovenkant, maar omdat de luchtdruk overal hetzelfde wil zijn, wordt de lucht omhoog getrokken. Er zit echter een vleugel tussen die drukverschillen! De lucht drukt echter gewoon door, zo krijg je dus draagkracht. De meeste kracht van de vleugel komt echter van de onderdruk boven aan de vleugel en niet van de overdruk eronder. Door de neus iets omhoog te sturen krijgt de vleugel iets meer draagkracht, wat gebruikt wordt bij het opstijgen. Je moet echter niet te veel omhoog sturen, want dan komen er aan de achterkant van de vleugel wervels, waardoor je juist minder draag-kracht krijgt. Als je nog meer omhoog stuurt worden de wervels zo heftig dat de draagkracht bijna geheel wegvalt. Dit heet overtrekken of in de veel gehoorde engelse term: stall !!
Het sturen gebeurt met de roeren, dit zijn beweegbare stukken aan de vleugels en staart. Ze werken hetzelfde als de vleugels, door ze links/rechts of hoog/omlaag te sturen wordt een bepaalde kant op meer lift geproduceerd, die dat roer dan omhoog /omlaag of links/rechts duwt. De roeren waarmee het vliegtuig kan rollen (rolroeren) werken zo: er zit aan elke vleugel een roer die altijd in tegengestelde richting draaien. Hierdoor wordt de ene vleugel omlaag en de andere omhoog bewogen.
Het bouwen van een modelvliegtuig vergt een aantal vaardigheden en je moet nauwkeurig kunnen werken. De meeste modelvliegtuigen zijn van hout of kunststof gemaakt. Houten modelvliegtuigen zijn voor een groot deel van balsahout en triplex gemaakt. Bij een houten modelvliegtuig bouw je eerst een zogenaamd skelet, ook wel ruwbouw genoemd. Dit geheel bespan je met een kunsstof folie of weefsel. Soms zijn de vleugels ook gemaakt van een sandwich constructie: piepschuim met een abachi/balsa fineer laag. Er zijn ook vliegtuigen van kunststof, maar dit is omslachtiger. Diverse vliegers op de club hebben hier ervaring mee. Met wat steun behoort een dergelijk project behoort ook tot de mogelijkheden!
Er worden veel vliegtuigen uit een bouwdoos gebouwd. In een bouwdoos van een modelvliegtuig zit meestal alleen hout (soms met lijnen hoe je moet zagen en soms al voorgezaagd), een bouwbeschrijving. Als het om een kunststof romp gaat, zit die er ook bij en stuurstangen voor de servo’s (besturingsmotortjes). De radiobesturing, de servo’s, de bespanfolie, bij een motormodel de motor en wat daar bij hoort en nog wat extra dingetjes zoals accu’s en acculader moet je meestal nog zelf kopen. Je kunt naast een bouwdoos ook van een tekening bouwen. Hierbij moet je echter wel zelf alle materialen aanschaffen. Verder zijn er tegenwoordig veel ARF (Almost Ready to Fly) vliegtuigen verkrijgbaar. De romp, staart en vleugeldelen zijn kant en klaar gebouwd en gefolied en hoeven alleen nog gemonteerd te worden. Dit spaart aanzienlijk tijd als je tegen het bouwen opziet en snel in de lucht wilt zijn!
Als je nog een stapje verder wilt dan het bouwen van een tekening, dan kun je ook zelf een vliegtuig ontwerpen en bouwen. Dit vraagt terdege voorbereiding. Je kunt niet zomaar even wat onderdelen in elkaar lijmen, want dan heb je weinig kans dat het ook werkelijk vliegt. Het zwaartepunt moet goed liggen, de vleugel mag niet te breed of te smal zijn, enzovoort. Bij de Brik zijn diverse vliegers die hun model geheel zelf ontworpen en gebouwd hebben, hiervoor is dus vrij brede kennis aanwezig!
Helikoptervliegen is het moeilijkste onderdeel van modelvliegen. Als je een helikopter gaat kopen, moet je een dikke portemonnee meenemen. Aan een gemiddelde set (heli motor en zender) ben je al snel zo’n 1000 euro kwijt. Hoe groter de heli, hoe meer hij kost. Er zijn ook elektroheli’s. Als je gaat beginnen kun je het best een heli met ongeveer een 10 CC motor nemen. Voor een radiobestuurde heli heb je minimaal 5 kanalen nodig. Dit zijn: voor-achter, links-rechts rollen, hoog-laag, links-rechts-draaien en gas geven. Leren helivliegen doe je niet zomaar even. Daarvoor moet je serieus les nemen. Probeer nooit jezelf te leren vliegen! Als je dat doet heb je grote kans op brokken. Bij een club zijn altijd wel mensen die je willen helpen. Je kunt ook naar een helivliegschool gaan, maar dat kost je wel extra geld. Bij het laatste heb je de minste kans op brokken, je krijgt meer aandacht van je leraar en je leert sneller. In principe krijg je bij ons les ‘aan de kabel’ met een leraar-leerling zender combinatie.
Om voor, achter, links en rechts te bewegen kan de hoek van de bladen versteld worden, dit werkt behoorlijk ingewikkeld. Onder de rotorkop zit een tuimelschijf, deze tuimelschijf heeft een bovenkant die ronddraait (dit stuk zit aan de rotor), en een onderkant die stilstaat maar kan kantelen (voor, achter, links, rechts). Als de heli vliegt en de tuimelschijf kantelt naar voren, dan word het blad dat op dat moment van voor staat zo gekanteld dat het minder lift geeft. tegelijkertijd word het blad dat op dat moment van achter staat zo gekanteld dat het meer lift geeft, dit noemen we cyclische bladverstelling. Hierdoor kantelt de heli naar voren. met links en rechts werkt het zelfde maar dan 90° gedraaid. Voor omhoog en omlaag worden beide bladen tegelijk verdraaid, dit wordt pitch genoemd of collectieve bladverstelling. Er is echter nog een probleempje: de rotor geeft weerstand waardoor de heli rond wil tollen. Dit word tegengegaan door een propellor aan de achterkant van de heli, de staartrotor. Ook deze draait met een constante snelheid. Om de heli rondjes te laten draaien (om zijn as) worden de bladen van de hekrotor gekanteld, waardoor ze meer kracht geven. Het is echter zo dat als de hoofdrotors gekanteld worden (om omhoog te gaan) zij dan meer weerstand geven en ze dus sterker tegengestuurd moeten worden door de hekrotor. Om te zorgen dat je daar niet op hoeft te letten (het besturen van een heli is al moeilijk genoeg) zit er tussen de ontvanger en de hekrotor servo ook nog een stukje elektronica, namelijk een gyro. Als je niet stuurt en deze merkt dat de heli gaat ronddraaien, stuurt hij tegen, wat er voor zorgt dat de heli niet gaat ronddraaien. Als je een stuursignaal geeft, stuurt de gyro dat ten opzichte van het niet rondtollen.
Bij onze vereniging wordt ook het model helikopter vliegen beoefend. Er zijn meestal wel een aantal heli vliegers binnen onze vereniging actief. Zij vliegen ook regelmatig met grote schaal heli’s, waarvan en aantal is voorzien van turbines!
Helikoptervliegen is één van de moeilijkste takken van de radiografische modelvliegsport. Tegenwoordig zijn er zeer realistische flightsimulators verkrijgbaar. Met behulp van een PC en daaraan gekoppeld een eigen zender, kun je goed oefenen zonder dat er schade veroorzaakt wordt.
Om het helivliegen onder de knie te krijgen heeft ‘de Brik’ goede instructeurs die je graag les geven. Er wordt opgeleid voor het heli A brevet. Zolang je dit brevet niet hebt, mag je op ons modelvliegveld alleen vliegen onder toezicht van een instructeur. Bij andere verenigingen is dit ook zo geregeld. Na het behalen van het brevet mag je zelfstandig vliegen en meedoen aan wedstrijden.
In Nederland worden jaarlijks kampioenschappen gehouden in drie klassen, de beginners klasse, de gevorderden klasse en de internationale klasse. Deze kampioenschappen bestaan uit 4 wedstrijden van elk drie ronden. De hoogst behaalde punten uit 8 van de 12 ronden bepalen de einduitslag. Ook zijn er per jaar meerdere heli meetings in Nederland, België en Duitsland. Daar wordt voor de fun gevlogen en het gaat er altijd gezellig aan toe. Vaak zijn dat weekeinden met de mogelijkheid om daar te kamperen.
Zweven kun voor je voor je plezier, maar ook in wedstrijdverband. De modellen die je gebruikt zullen zeer uiteenlopend zijn qua type. Ook de kwaliteit van de vlieger is belangrijk, iemand die de vliegkunst goed beheerst kan aan wedstrijden meedoen. Als je van plan bent om een zweefmodel aan te schaffen is het verstandig om eerst even bij onze vereniging informatie te vragen. Er zijn voldoende voorbeelden van mensen die door de handel verkeerd werden voorgelicht en een zweefmodel aanschaften dat niet geschikt was voor hetgeen zij er mee wilden doen. Zwevers zijn niet geschikt om mee te leren vliegen. Dit moet je met een motorkist doen. Wat is nu het leuke van zweefvliegen? De kunst is om uit een hoogtestart een zolang mogelijke vlucht te maken. Als er geen thermiek is en je maakt een start, dan is het bijna voorspelbaar hoe lang je het model in de lucht kan houden bv 3 minuten. Als je dan een keer een thermiekbelletje tegenkomt dan kan het zomaar zijn dat je 5 minuten in de lucht blijft. Wanneer je dit de eerste keer meemaakt, dan kan het best zo zijn dat jezelf de “bel” nooit gezien hebt . Dit moet je leren en dat is meteen hetgeen waar het om gaat bij model zweven. Als je de kunst echt verstaat, dan kan het best zo zijn dat je het model een half uur of langer in de lucht houdt. Als je in staat bent goed met thermiek om te gaan, dan ben je dus in staat om steeds weer hoogte te winnen. Het is dan mogelijk om deze hoogte te gebruiken om lekker rond te vliegen of wat te stunten enz. Bij de Brik is een aantal zweefvliegers actief, de meeste gebruiken een electro-motor om op hoogte te komen, maar veel spectaculairder is natuurlijk het slepen achter een motorvliegtuig!
Leren vliegen met een modelvliegtuig kan voor een deel ook met een vliegsimulator. Een soort Flightsimulator met een modelbesturingszender eraan gekoppeld voor de besturing. Hiermee kan de coördinatie tussen wat je ziet en hoe je de besturingsknuppels gebruikt goed worden aangeleerd. Gebruik dan de modus waarin je op de grond staat en het model vanaf de grond ziet vliegen! Op de club kun je informatie krijgen welke simulator geschikt is om de basisbeginselen onder de knie te krijgen.